“Daar is de lente, daar is de zon!”
Kleinkunstlegende Jan de Wilde vervult zijn rol als muzikale weerman na eerder de eerste winterse sneeuw te loven met verve. Vandaag staat dan ook de lente ongeduldig aan de voordeur te trappelen. Hoewel de zon zich voorlopig nog achter een ondoordringbaar wolkendek verscholen houdt, ontwaakte de wereld deze ochtend vol prille lentekriebels. Met eenzelfde buikgevoel kroop Herman Gorter 127 jaar geleden in zijn pen en zette hij de eerste woorden op papier van wat later één van zijn meesterwerken zou worden: het epische gedicht ‘Mei’.
De Nederlandse dichter en medeoprichter van de Sociaaldemocratische partij verwierf met dit werk grote naamsbekendheid. Hij zag het beginvers ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ stevig in de Nederlandse taal en literatuur verankeren. Met zijn kleurrijke natuurevocatie over de ‘tooverige tocht’ van het symbolische hoofdpersonage ‘Mei’ tracht Gorter gespreid over drie zangen op een eigenwijze manier de onstuimigheid van het lentegevoel en de daarbij horende vlinders in de buik in dichtvorm te gieten. Liefde en natuur ontmoeten elkaar in verzen waar jeugdige frivoliteit, ontpoppende bloesems en vogelgefluit samensmelten. Het werk vormt een aanzet voor zijn latere bundel Verzen die in de literaire canon is opgenomen.
De integrale tekst van 'Mei' is terug te vinden op de DBNL. Herman Gorters biografie en meer info over Verzen vind je hier.