De op 18 oktober 1933 te Breda geboren P.J. Buijnsters studeerde vergelijkende literatuurwetenschap te Tübingen en Nederlands aan de KU Nijmegen, waar hij later hoogleraar voor 18e-eeuwse literatuur werd. Vanaf 1963 volgden talrijke boeken over en teksuitgaven van Rhijnvis Feith, Hieronymus van Alphen, Justus van Effen en Betje Wolff & Aagje Deken. In 1968 richtte hij met dr. C.M. Geerars de nog bestaande Werkgroep 18e Eeuw op.
Na zijn emiritaat in 1995 publiceerde hij samen met zijn echtgenote, de kunsthistorica dr. Leontine Buijnsters-Smets, twee boeken over Nederlandse kinderlectuur uit de 18e en 19e eeuw: de Bibliografie van Nederlandse school- en kinderboeken 1700-1800 (1997) en Lust en Leering: geschiedenis van het Nederlandse kinderboek in de negentiende eeuw (2001) en in 2005 Papertoys over speelprenten en papieren speelgoed uit de periode 1640-1920.
Thans werkt hij aan een geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat 1780-heden, een thema waarover hij ook in het verleden al vaak publiceerde.
Buijnsters is sinds 1986 lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en ontving voor zijn werk onderscheidingen van, onder meer, de Anne Frank Stichting, de Stichting Menno Hertzberger Prijs (tweemaal, de laatste keer in 2002 samen met zijn vrouw) en de Jan Campert Stichting (tweemaal, de laatste keer in 2005 samen met zijn vrouw).