Anne Provoost debuteerde in 1990 met Mijn tante is een grindewal, waarvoor ze de Boekenleeuw en de Interprovinciale Prijs voor Jeugdliteratuur kreeg. Het boek werd vertaald in zes talen.
Haar tweede jeugdroman, Vallen, over racisme en de verleidingen van extremisme, verscheen in 1994 en werd bekroond met de Libris Woutertje Pieterse Prijs, de Gouden Uil, de Boekenleeuw, de Interprovinciale Prijs voor Jeugdliteratuur en een Zilveren Griffel. Van Vallen werden meer dan 100.000 exemplaren gedrukt. Het boek is in twaalf talen vertaald en werd in 2001 verfilmd door Hans Herbots: Falling.
In 1998 verscheen De Roos en het Zwijn, geïnspireerd op het sprookje De Schone en het Beest. Het werd bekroond met de Boekenleeuw, de Gouden Zoen en in Oostenrijk met de Jugendbuchpreis der Jungen Leser. Haar laatste roman, De arkvaarders, verscheen in 2001, en is een gepsychologiseerde hervertelling van het zondvloedverhaal in de bijbel. Het boek kreeg een Boekenwelp en de Gouden Zoen, en is beschikbaar in Zweden, Denemarken, Amerika, Canada, Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland, Australië en Duitsland. De Engelse versie van het boek werd genomineerd voor de IMPAC Dublin International Award 2006.
Provoost schrijft ook toneel, essays en korte verhalen.In 2004 verscheen haar essay En dan nu het slechte nieuws. Het kind als antagonist bij Stichting Lezen.
De voorbije jaren schreef zij mee aan kunstprojecten die resulteerden in publicaties zoals De letter I bij ABC2004 en De Ruiker van Ka-Bloom bij het tentoonstellingsproject Verfraaiing.
Anne Provoost woont met haar man en drie kinderen in Borgerhout, Antwerpen.