In memoriam Jacques De Decker

Op 12 april 2020 is Jacques De Decker overleden. Hij was lid van de KANTL sinds 2006.

{entry_title}

Naar aanleiding van zijn overlijden schreef Academielid Frans de Haes onderstaande tekst als in memoriam.

Stefan Hertmans, eveneens lid van onze Academie, brengt een eresaluut in dit videobericht.

 

 

In memoriam Jacques De Decker

Jacques De Decker, tot voor kort vast secretaris van de Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique (ARLLFB) en tevens lid van de KANTL, overleed ten gevolge van een hartaanval op 12 april 2020. Hij was een spilfiguur van de Franstalige letteren in België en tegelijk een uitstekend germanist, kenner en pleitbezorger van de Nederlandse literatuur.

De Decker gaf steeds blijk van een open geest en een bijna grenzeloze belezenheid. Hij was meertalig, had interesse voor alle kunstvormen en toonde zich altijd op verschillende vlakken een nieuwsgierig en gul intellectueel. Hij was, zoals zijn collega wijlen Jean Tordeur het formuleerde, een echte man of all seasons.

Hij werd geboren in Brussel op 19 augustus 1945, in een verfranst Vlaams gezin. Zijn vader, Luc De Decker, was een begaafd portret- en landschapschilder met wie Jacques en zijn jongere broer Armand in besloten familiekring wel een mondje Nederlands praatten. Jacques liep school aan het befaamde Koninklijk Atheneum van Schaarbeek, waar hij van meet af aan een grote belangstelling aan de dag legde voor de rijkdom van de ons omringende talen en culturen. Na zijn humaniora besloot hij weer met de oorspronkelijke taal van zijn stam aan te knopen: hij ging aan de Brusselse Universiteit Germaanse filologie studeren. Professoren als Henri Plard (Duitse taal- en letterkunde) en Jean Weisgerber (Nederlandse literatuur) behoorden tot zijn leermeesters en zouden een blijvende invloed op zijn carrière en zijn cultureel engagement uitoefenen. Vooral wijlen professor Weisgerber stimuleerde zijn groeiende interesse voor podiumteksten. Onder zijn deskundige leiding schreef De Decker zijn licentiaatsverhandeling in het Nederlands, een opmerkelijke studie die later verscheen onder de titel Over Claus’ toneel (Brussel-Antwerpen, De Galge, 1971).

Logischerwijs begon hij zijn loopbaan als leraar Nederlands aan de Ecole d’Interprètes internationaux van de Universiteit van Mons. Later onderwees hij ook Nederlandse literatuur aan het Conservatorium in Brussel.

Maar zijn grootste passie ontlook tijdens de atheneumjaren, nl. toneel en dramaturgie. Samen met klasgenoot Albert-André Lheureux vertolkte hij op het einde van de retorica de rol van Pierrot in Le Mariage de Caroline van Michel de Ghelderode. Beide jonge heren stichtten vervolgens het Théâtre de l’Esprit frappeur, oorspronkelijk ondergebracht in een klein lokaal in de Schaarbeekse Josaphatstraat. Hun productie van La Cantatrice chauve van Ionesco, waarin De Decker tachtig keer de rol van 'Monsieur Martin' voor zijn rekening nam, kende in de jaren zeventig een opmerkelijk succes.

Acteur werd hij echter niet, wel – en in de eerste plaats – een getalenteerd dramaturg en toneelschrijver. In die hoedanigheid vertaalde, bewerkte en regisseerde hij talrijke Duitse, Engelse en Nederlandse toneelstukken. Zo vertaalde en/of bewerkte hij o.m. The family van Lodewijk De Boer, Pas de deux van Hugo Claus, Jan Rap en z’n maat van Yvonne Keuls en Spiegels van Dimitri Frenkel Frank. Vermelden we hier ook de talrijke adaptaties voor het toneel van Duitse, Franse, Russische en Engelse prozawerken (Collision van landgenoot Pierre Mertens bijvoorbeeld, of Le Rouge et le Noir van Stendhal, Les Trois Mousquetaires van Alexandre Dumas, The Turn of the Screw van Henry James, Oorlog en vrede van Tolstoï, Tyl Ulenspiegel van Charles De Coster, enz.). Een van zijn mooiste en sterkste creaties was zonder twijfel de bewerking van de monoloog van Molly Bloom uit Joyce’ meesterwerk Ulysses. Vertolkt door Monique Dorsel in 1971 en 1972 kende deze schitterende monoloog een groot succes in het Brusselse Théâtre-Poème.

Zelf schreef Jacques De Decker een zevental stukken in een realistische, zelfs 'veristische' stijl : kleine alledaagse conflicten, misverstanden, beslommeringen, liefdesavonturen, verwoord in een levendig, alledaags Frans : denken we hier aan Petit matin, Jeu d’intérieur, Fenêtre sur couple, Epiphanie, Le Magnolia ou le Veau-de-Ville et le Veau-des-champs, taferelen waarin De Decker zich telkens een scherp en toch mild moralist toont. Niet toevallig was Arthur Schnitzler één van zijn meest geliefde schrijvers en voorbeelden. Hij vertaalde trouwens een aanzienlijk aantal stukken uit het Duits, waaronder Im Spiel der Sommerlüfte van Schnitzler, maar ook Egmont van Goethe (ooit gespeeld op de Brusselse Grote Markt !) en Galileo Galilei van Bertold Brecht.

In 1986 waagt Jacques De Decker zich met succes op een nieuw terrein en publiceert hij zijn eerste roman bij de Parijse uitgever Grasset: La Grande Roue. De titel verwijst naar het rad op de jaarlijkse Brusselse kermis. In elk hoofdstuk (of bij elke ronde van het rad…) vertelt het boek de ontmoeting tussen twee figuren uit verschillende Brusselse milieus. Bij het begin van een volgend hoofdstuk verdwijnt één van beide personages, maar de andere man of vrouw ontmoet een nieuw personage en raakt met hem of haar verwikkeld in een telkens verrassende confrontatie. En zo draait het rad verder. De complexe stad Brussel is in feite de hoofdfiguur van een roman die ook aan de Dubliners van Joyce refereert. In 1990 verschijnt Parades amoureuses (Grasset), waarin de navrante liefdesperikelen van een idealistische leraar worden verhaald. Zijn laatste roman verschijnt in 1996 (uitgeverij Labor in Brussel) onder de titel Le Ventre de la baleine. Het boek gaat over duistere politieke praktijken en is geïnspireerd door een nare droom van de schrijver, die bij het ontwaken uit die droom de aankondiging hoort van de moord op voormalig minister André Cools.

Toch was Jacques De Decker vooral bekend als criticus. In februari 1971 wordt hij cultureel journalist bij Le Soir en later hoofdredacteur van de literaire en culturele pagina’s bij dezelfde krant. De ontelbare, gevarieerde en steeds pertinente bijdragen van De Decker blijken allengs toonaangevend in de Franstalige wereld. Veel domeinen die de lezer vreemd waren (waaronder de hedendaagse Nederlandse letteren) worden door De Decker enthousiast ontleed, besproken en aanbevolen. Een selectie van deze stukken is in drie boekdelen gebundeld (o.m. En lisant, en écoutant en La Brosse à relire, in Brussel uitgegeven door Luce Wilquin). Vermelden we ook twee pedagogisch zeer goed opgebouwde biografieën van zijn hand: Ibsen in 2006 en Wagner in 2010, beide verschenen bij Gallimard.

Daarnaast zijn er ook nog de vele presentaties van boeken en schrijvers in culturele centra (zoals de Riches-Claires of Passa-Porta in Brussel), op televisie en in boekhandels.

Zijn klare geest, zijn rijke taal, zijn ongeziene nieuwsgierigheid en werklust bezorgden hem het volwaardige statuut van toonaangevend intellectueel. In 1997 werd hij dan ook verkozen tot lid van de Académie Royale de langue et de littérature françaises, waarvan hij vast secretaris was van 2002 tot 2019.

Omwille van zijn bijdrage tot de kennis en verspreiding van de Nederlandse literatuur in de Franstalige wereld werd hij in 2006 verkozen tot buitengewoon (later gewoon) lid van de KANTL. Terecht: in één van de recente artikels die ik van hem las in Le Vif-L’Expres gaf hij zijn lezers de raad hun aandacht voor de Franse of Angelsaksische literatuur even op te schorten en Nederlands te leren of minstens via de toen net verschenen Franse vertaling kennis te maken met het meesterwerk van een Vlaming: De Bekeerlinge van Stefan Hertmans.

F. De Haes, lid van de KANTL

  Deel deze pagina