Erik Spinoy (1960) is gewoon hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde aan de Université de Liège. Hij werd doctor in de Germaanse filologie met een proefschrift over Paul van Ostaijen en het sublieme. Naast studies over moderne poëzie (Van Ostaijen, Faverey, Claus…) publiceerde hij ook over problemen en methoden van de literatuurgeschiedschrijving en de literatuurwetenschap, over relaties tussen literatuur, ideologie en geschiedenis en over hedendaagse discourstheorieën. Zijn zeer brede kennis en belangstelling draagt hij ook uit in publicaties voor een groter publiek (recensies, poëzie-essays, dereactor.org, Poëziekrant, Zuurvrij…). Spinoy is daarnaast ook een gelauwerd dichter: hij werd bekroond met onder meer de Vlaamse Prijs voor het Beste Literaire Debuut, de Hugues C. Pernathprijs (1991), de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies (2005) en de Jan Campert-prijs (2011).
Selectieve bilbiografie
Golden Boys (1985, met Dirk van Bastelaere)
De jagers in de sneeuw (1986)
Twist met ons (1987, met Dirk van Bastelaere, Charles Ducal en Bernard Dewulf)
Susette (1990)
Fratsen (1993)
De smaak ervan (1995)
Boze wolven (2002)
L (2004)
Ik (Gent : Druksel, 2006, bibliofiele uitgave)
Ik, en andere gedichten (2007, Meulenhoff/Manteau)
Dode kamer (2011, De Bezige Bij Antwerpen)
As/zteken (2012, Poëziecentrum en De Bezige Bij Antwerpen): Gedichtendagessay 2012
Nu is al te laat (2015, De Bezige Bij Amsterdam)