August Albert Keersmaekers is geboren op 26 oktober 1920 in Retie. Hij is doctor in de Germaanse Filologie sinds 1952, en emeritus gewoon hoogleraar sinds 1986.
August Keersmaekers publiceerde vooral over auteurs van de zeventiende eeuw in Noord en Zuid: Hooft, Bredero, Vondel, Huygens; Van Nieuwenlandt (doctorale dissertatie, bekroond in 1957 met de Provinciale Prijs Antwerpen voor monografie), Heemsen, Meulewels, Ogier, Vrancx, enz. en over de Nederlandse Letterkunde van de negentiende en de twintigste eeuw (Conscience, Gezelle, Multatuli, Couperus, Streuvels, Claes, Timmermans, Van Hemeldonck – Beeld van de Kempen in de literatuur na Conscience/Snieders).
In 1968 ontdekte hij een zestigtal onbekende (uit het Frans vertaalde) gedichten van Bredero, uitgegeven in 1981 in de reeks van De Werken van G.A.Bredero; daardoor veranderde het Bredero-beeld en de gangbare interpretatie van vele van zijn amoureuze gedichten grondig. Zijn werk over Consciences De Boerenkryg (1967-1971) bracht een vernieuwing in de Conscience-studie.
Hij stond in voor de tekstverzorging van het volledig creatief proza- en dichtwerk van Felix Timmermans (Leuven, Davidsfonds 1989-1994, 25 delen). Het Geluk van een Schrijver is een uitgave van alle bewaarde handschriftelijke teksten van Timmermans’ Pallieter, met een inleidende studie, bekroond met de Provinciale (Antwerpen, 2003) en de Interprovinciale Prijs voor Monografie (2003/2004). Hij verzorgde tevens verschillende uitgaven van het Ernest Claesgenootschap, o.a. Het Kerkboekske van Dictus-Ome (1993) en De Witte (1995), enz.
August Keersmaekers werkte ook mee aan verschillende tijdschriften.